21 december 2024

De Groote Oorlog ⎮ KERSTBESTAND

Niemand zal ons begrijpen.
– Erich Maria Remarque in ‘Im Westen nichts Neues’

Op 4 augustus 1914 valt het Duitse leger België binnen. De oorlog zal spoedig voorbij zijn, zo wordt de soldaten beloofd: ‘Nog voor kerstmis zijn jullie terug thuis.’

Kerstmis 1914 zijn ze niet thuis. Ze houden een kerstbestand. Meer dan 10 miljoen soldaten zullen nooit terug naar huis keren.

In 1915 meldt mijn grootvader Maurice zich als oorlogsvrijwilliger bij het Belgische leger. Zijn oudere broer Achille wordt in 1917 opgeroepen. Het leger is dan wanhopig op zoek naar vers bloed, want de jonge soldaten zijn ‘op’.

Meer dan 60 jaar later later staan we met een volgeladen winkelkar aan de kassa van een supermarkt in Brussel. In de kar: ijsjes en ander lekkers. Ik ben negen, Freya zes. We joelen, straks eten we ijs. ‘Slecht voor de tanden, maar vandaag mag het.’ De kassierster zegt iets in het Frans. Brussel is officieel – minstens – tweetalig. Mijn papa, die zeven talen spreekt – hij leert de taal voor we naar een land reizen – weigert de dame te verstaan. De kassierster herhaalt het. In het Frans. Angst overvalt mijn mama, mijn zus en mij, want we kennen dit. We staren naar onze schoenen. Bevroren. Hij laat de volle winkelkar staan. Wat mijn mama ook probeert, we verlaten de supermarkt zonder eten. Hij is furieus. Wij schamen ons.

Voor zijn 75e verjaardag schenken Freya en ik hem een doos met negen voorwerpen en een handleiding. ‘De tien principes volgens Ward Vander Laenen.’ Principe één: ‘Matigheid in alles, behalve in principes’, krijgt hij cadeau. De negen andere moet hij raden, aan de hand van de voorwerpen. Het wordt een hilarische namiddag. Mijn moeder vindt het heerlijk.

Met principe drie of vier, namelijk ‘stelligheid over de Vlaamse Zaak’, valt –  andermaal – niet te sollen. Mijn zus en ik breken er ons hoofd over. Mijn vader is een intelligente, bevlogen man, die – als een jong veulen – tot op hoge leeftijd Homeros citeert, tot ergernis van mijn moeder. ‘Ward, niet weer de oude Grieken, we zijn aan het eten.’ Maar als het over de Vlaamse Zaak gaat, verliest hij zijn decorum. We begrijpen het werkelijk niet.

Het leven grijpt in.
Iets anders zal niet ons hoofd, maar ons hart breken: Freya wordt ernstig ziek en overlijdt in 2023.

Mijn ouders en ik vallen naar beneden, zonder valscherm.

Dan spreekt mijn vader over zijn vader in de loopgraven. Hij heeft 85 jaar gezwegen.

Het is tijd voor de waarheid.
Al zullen de woorden van die andere oude Griek Aeschylos – ‘In oorlogen sneuvelt de waarheid als eerste’ – profetisch blijken.

Ik heb de oorlog opgelopen in mijn hoofd.
– Louis-Ferdinand Céline

In 1914 was het Frans de werktaal in het Belgische leger. Alle militaire handboeken, bevelen,… waren enkel in het Frans. Dat zou later veranderen.

Mijn grootvader – een Vlaamse boerenzoon – kende toevallig wat Frans. Maar de meerderheid van zijn Vlaamse kameraden verstond hun oversten niet. Bovendien gingen niet alle hogere echelons netjes om met hun macht. Sommigen deden het uitstekend, maar heel wat Vlaamse soldaten werden gepest en vernederd.

In een loopgraaf is het verschil tussen leven en dood een kwestie van centimeters. De ontredderde soldaat sterft of ziet zijn kameraad sterven. Dat geldt voor alle frontsoldaten, los van ras, taal of nationaliteit. Om die reden werd de ontluisterende getuigenis van de Duitse frontsoldaat Erich Maria Remarque (pseudoniem voor Erich Paul Remark) na de oorlog een overrompelend succes, over de hele wereld. Soldaten herkenden zich erin. Het was hun echte verhaal.

‘Dit boek wil noch een aanklacht noch een bekentenis zijn, het wil alleen een poging wagen, verslag uit te brengen over een generatie die door de oorlog werd vernield, ook wanneer het haar was gelukt aan de granaten te ontkomen.’
– Erich Maria Remarque over ‘Im Westen nichts Neues’

Terug naar de Vlaamse soldaat. Wat als je – in zo’n hallucinante context – degene die je dient te beschermen niet kan vertrouwen? Wat als de vijand in eigen rangen huist? Die onmacht, gecombineerd met de ontwrichtende omstandigheden, heeft diepe wonden geslagen.

Aeschylos maakt zijn opwachting. Want het is een dubbel verhaal. Veel van de oorlogsellende werd vervolgens – al dan niet bewust – geïnterpreteerd als een intentionele aanval tegen de Vlaamse soldaat en bij uitbreiding tegen de Vlaming zelf.

Wie echt vrede wil, buigt en bidt voor alle (ge)dode kinderen, hun ouders en familieleden.
Ongeacht afkomst, religie of nationaliteit.

– Hilbrand Westra (정운석)

Dankzij mijn onderzoek naar het oorlogsverleden van mijn grootvader – voor mijn Masterproef aan de School voor Systemisch Bewustzijn – begrijp ik eindelijk de oorsprong van de flamingant in mijn papa. Hij weet het zelf ook: ‘Mijn afkeer van La Belgique is geboren in de loopgraven van de eerste oorlog.’

De Belgische overheid heeft nadien nochtans goed voor de oud-strijders gezorgd. Maurice kreeg jaarlijks financiële steun. Op zijn begrafenis werd zijn kist door vier oud-strijders gedragen. Dat eerbetoon heeft diepe indruk gemaakt op mijn vader.

Maar weten is niet genoeg. Ergens halverwege het onderzoek vertel ik hem dat dingen ook het gevolg waren van de gruwel die een oorlog is en niet omdat Maurice een Vlaming was. In een flits gebeurt iets onverwachts.
In zijn lichte, verdrietige ogen wordt het donker. De man van 86 verliest zijn zelfbeheersing. Had hij een geweer gehad, dan knalde hij iemand af. Ik zit niet meer met mijn papa aan tafel, maar met het kind dat het verdriet over zijn kapotte vader nooit verwerkt heeft. Waartoe zou hij in staat zijn als de omstandigheden hem uitnodigen?

‘Als het opnieuw oorlog wordt, kap ik uw been eraf,’ zegt mijn grootvader ergens in de jaren 50 tegen zijn enige zoon. ‘Nog liever dat, dan u naar het slagveld laten gaan.’

Kerstmis 2024 – Er hangt oorlog in de lucht.

Wordt het hier ook oorlog? Of is het al zover?
Waartoe zal ik in staat zijn?
Ik durf niet zeggen dat ik – als het om mij heen donker wordt – het goede zal doen.

Maar eerst is er feest. Noem het een kerstbestand.
We zullen voor het tweede jaar op rij op haar klinken. Zij die overal is waar ze nooit was.

Ik draai mij om en zie het kind van zes met wie ik om het gemiste ijs treurde. De mooie volwassen vrouw verschijnt. ‘Papa heeft gesproken, zus, we hebben eindelijk een antwoord op onze vraag.’ Ze glimlacht breed, alsof ze het antwoord al weet.

Fijne kerst, zus.
Fijne kerst.

Uit de herwerkte versie van ‘Altijd iemands vader, altijd iemands kind’, mijn referaat aan de School voor Systemisch Bewustzijn (SSB)
dank Piet Chielens en het In Flanders Fields Museum

I.M. Maurice, Achille & Honoré Vander Laenen en hun kameraden – oud-strijders uit de Groote Oorlog
I.M. Freya Vander Laenen – voor altijd mijn enige zus

 

Nog meer wijsheid

De Groote Oorlog – Altijd iemands vader, altijd iemands kind
11 november 2024

De Groote Oorlog – Altijd iemands vader, altijd iemands kind