09 april 2020
Lazarus, kom naar buiten
Het is nog donker, de lucht is scherp, bladeren en takken kraken onder mijn voeten. Evy fluistert ‘en lopen maar’ in mijn oor. Ze zegt ook dat ik goed bezig ben. ‘Op aarde heb je je lichaam nodig,’ gonst als een mantra door mijn hoofd.
’s Namiddags bespreek ik met een vriendin de toestand van de wereld en van onszelf.
In het nieuws, dat trouwens een hele dag lijkt te duren, weerklinken alsmaar abstractere getallen. Vrat ik week één nog gulzig alle info, dan is er intussen een zekere vermoeidheid in mijn nieuwsgaring geslopen. De toon wordt ook grimmiger, de vergelijkingen met andere landen klinken – alle mededogen ten spijt – als subtiele of minder subtiele standjes. De virologen dreigen hun ongevraagde profetische glans te verliezen, nu ze zich moeten verdedigen voor een niet helder te omschrijven toekomst. De economie, meneer, de toekomst van onze jongeren, mevrouw. Wanneer terug naar school, professor?
Ook het haar van Maggie neemt oorlogsvormen aan. Dagelijks met haar hoofd op tv, en geen kapper in de buurt.
Aangezien een vriend een niet-essentiële verplaatsing is en slechte longen heeft en ik al weken een ongeziene burgerzin vertoon, houden we ons strikt aan de steeds benauwder wordende maatregelen. Toegegeven, ik ben ook gewoon bang. Maar als we na grondig onderzoek tot de vaststelling komen dat onze beide silo’s uit slechts één persoon bestaan, overwegen we de ophokplicht te overtreden. Eén keer maar. We bedisselen onze ontsnappingsroute aan de telefoon. Ik stel mij voor dat ergens iemand met een koptelefoon Stasi gewijs meeluistert. ’Dat ze mij dan maar komen halen,‘ zegt de vriend schamper.
De radio zorgt voor structuur. Ah, een eucharistieviering. Lazarus kom naar buiten, predikt de priester. Maar meneer pastoor, we mogen niet.
Ik mis mijn andere vrienden en overweeg een Instagram Account. Wat zal ik fotograferen? Zie hier de onderkant van mijn pepermolen, en kijk, daar de bovenkant. Maak kennis met mijn schoenen. Ze zijn met veel en ook technisch werkloos.
In Nederland declameren dappere acteurs en theatermakers de Decamerone voor een lege zaal. Over tien jongeren die zich tijdens de pest in Firenze afzonderen en elkaar verhalen vertellen. Honderd dagen, honderd verhalen.
Ik schrijf dag zevenentwintig in mijn boekje. Ik heb deze week tegen twee onbekenden gepraat. Een presentatrice annex hardloop-goeroe en een priester. Ze zeiden niks terug. Dat is nog eens een verhaal.